Wijzigingen in de WW


De belangrijkste gevolgen op een rij
Het ontslagrecht, de Werkloosheidswet en de flexregels zijn ingrijpend veranderd in 2015 en 2016. Op 10 juni 2014 is namelijk de Wet Werk en Zekerheid met enige kleine amenderingen, aangenomen door de Eerste Kamer. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste veranderingen in de Werkloosheidswet.

Achtergronden wijzingen  Werkloosheidswet
Het streven van de regering is, kortgezegd, om (langdurige) werkloosheid te beperken en om te bezuinigen op de overheidsuitgaven

De inzet was dan ook om:

  1. werkloosheid zo veel mogelijk te voorkomen
  2. om werklozen zo snel mogelijk aan ander werk te helpen

Om die doelen te realiseren hebben de sociale partners toegezegd zich meer in te zullen spannen voor (1) duurzame inzetbaarheid van werknemers (scholing) en (2) voor werk- naar- werk-trajecten.

Bovendien is er een scholingsplicht voor werkgevers opgenomen in de wet (artikel 7:611a BW). Daarbij gaat het niet alleen om scholing die een werknemer nodig heeft voor zijn huidige functie, maar ook om een scholingsplicht als de functie van een werknemer komt te vervallen of als een werknemer (naar de mening van zijn werkgever) niet naar behoren zijn functie uitoefent.

Dit nieuwe artikel luidt als volgt:
De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.

Naast de extra inspanningen van de werkgevers- en werknemersverenigingen, heeft de regering maatregelen genomen om de WW activerender te maken.

Beperking maximale WW-duur van 38 naar 24 maanden - per 1 januari 2016
De maximale duur van de WW-uitkering bedraagt nu 38 maanden. Dat is internationaal gezien best lang. Door de maximale (publiek gefinancierde)  WW-duur te beperken tot 24 maanden, wordt de WW meer activerend, zo is de gedachte. Bovendien wordt zo ook een flinke bezuiniging ingeboekt,  erkent de regering.

Deze beperking van de maximale WW duur wordt  niet in een keer doorgevoerd. De maximale WW -duur wordt namelijk vanaf 1 januari 2016  geleidelijk ingekort van 38 naar 24 maanden, met  1 maand per kwartaal.  Dat wil zeggen : op 1 januari 2016 bedraagt de maximale WW-duur 37 maanden, op 1 april 2016 bedraagt de maximale WW-duur 36 maanden, et cetera.

Opbouw WW-rechten is vertraagd - per 1 januari 2016
Verder bouwen werknemers voortaan, wettelijk gezien, langzamer WW-rechten op.

De WW-uitkeringsduur wordt bepaald door het opgebouwde arbeidsverleden. Tot  1 januari 2016 was het zo  dat elk jaar arbeidsverleden leidde tot een recht op 1 maand WW; 15 jaar arbeidsverleden gaf dus recht op 15 maanden WW.

Dat is veranderd per 1 januari 2016 door de Wet Werk en Zekerheid, namelijk

  • de eerste 10 jaar bouwt een werknemer per jaar arbeidsverleden 1 maand WW-recht op
  • de jaren daarna bouwt een werknemer per jaar arbeidsverleden een ½ maand WW-recht op.

Een werknemer die 15 jaar gewerkt heeft onder de nieuwe regels,  heeft dus nog slechts recht op 12,5 maanden WW-uitkering (10 jaar  x 1 maand WW-recht + 5 jaar x 0,5 maand WW-recht).

Ander voorbeeld: Een werknemer die 30 jaar gewerkt heeft, heeft volgens de oude regels recht op 30 maanden WW en volgens de nieuwe regels slechts op  20 maanden WW-uitkering  jaar (10 jaar x 1 maand WW + 20 jaar x 0,5 maand WW). Een forse achteruitgang dus.

In CAO reparatie van  de opbouw  en duur van WW
In de wet is opgenomen dat (het publiek gefinancierde deel van) de WW-duur wordt beperkt tot maximaal 24 maanden en dat de opbouw veel langzamer gaat.

De vakorganisaties hebben weten te bereiken dat de werkgevers hebben ingestemd om  een  (privaat gefinancierde) aanvullende WW-verzekering te realiseren in de CAO’s.

Werkgevers en werknemers  zijn in  het Sociaal Akkoord overeengekomen om in de CAO afspraken te maken om de beperking van de duur en opbouw van de (wettelijke) WW te repareren. Zodoende kan de opbouw en de totale maximale WW-duur gelijk blijven (wettelijk maximaal 24 maanden WW  en bovenwettelijk  maximaal  14 maanden WW).

De kosten voor de WW zijn hiermee natuurlijk wel voor een deel afgewenteld op de werkgevers en de werknemers.
 
Overgangsrecht maximering WW-duur en vertraging opbouw - per 1 januari 2016
Het arbeidsverleden dat werknemers tot 1 januari 2016 hebben opgebouwd wordt gerespecteerd. Stel dus dat iemand 15 jaar heeft gewerkt tot de peildatum 01-01-2016, dan heeft die werknemer op 1 januari 2016 nog steeds een potentieel recht op 15 jaar WW-uitkering. Pas vanaf 1 januari 2016 gaat de vertraagde opbouw in.

Als het arbeidsverleden op 1 januari 2016 echter meer dan 24 jaar bedraagt en dus in principe recht bestaat op meer dan 24 maanden WW-uitkering, dan worden die potentiele WW-rechten  wel geleidelijk afgebouwd tot het nieuwe maximum van 24 maanden. Dat gebeurt door alle potentiele WW-rechten met een duur van meer dan 24 maanden, per kwartaal met een maand te verkorten. Op die manier zijn uiterlijk per 1 april 2019 alle WW-uitkeringen teruggebracht tot maximaal 24 maanden.

Verder geldt dat bestaande WW-rechten worden gehandhaafd. Dat wil zeggen dat mensen die voor 1 januari 2016 de WW zijn ingestroomd, de hun al toegekende WW-rechten blijven behouden. Zij worden niet geraakt door de afbouw tot 24 maanden. 

Passende arbeid - per 1 juli 2015
Aan een WW-uitkering zijn verschillende verplichtingen verbonden. Een daarvan is de plicht “om in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen”.

Om WW-gerechtigden te stimuleren zo spoedig mogelijk een andere baan te vinden, wordt al na zes maanden, in plaats van de huidige 12 maanden, alle arbeid als passend aangemerkt.
Dat betekent dat zes maanden gezocht mag worden naar werk op het niveau van de baan waaruit iemand werkloos is geworden. Daarna wordt alle arbeid passend geacht, dus ook bijvoorbeeld ongeschoold werk.

Om te voorkomen dat een WW-gerechtigde zichzelf moet benadelen bij het accepteren van een baan, is tegelijkertijd de zogenaamde inkomensverrekening ingevoerd in de WW.

Inkomensverrekening in de WW - per 1 juli 2015
De WW kende de systematiek van urenverrekening. Die regel hield in dat wanneer een WW-gerechtigde ging werken het aantal uren dat hij werkte in mindering werd gebracht op de WW-uitkering. Het nadeel van dit systeem was dat de urenverrekening kon lijden tot een lager inkomen als een WW-gerechtigde werk vond tegen een lager salaris dan zijn WW-uitkering.

Om dit financiële nadeel te ondervangen, is de systematiek van inkomensverrekening ingevoerd vanaf de eerste dag van werkloosheid. Hierdoor loont het altijd om vanuit de WW aan het werk te gaan omdat men 30% van alle verdiensten uit de nieuwe baan zelf mag houden, naast een WW-uitkering. De WW-uitkering stopt als de inkomsten uit werk per maand hoger zijn dan 87,5% van het WW-maandloon.
 

Thérèse Schoenmakers

10 april 2017